[Ital., campana, klok], m. (-s),
1. klokketoren los van het kerkgebouw;
2. dakruiter met klok of uurwerk;
3. lantaarnachtige bekroning van een koepeldak, b.v. op de Dome des Invalides te Parijs.
De campanile, afkomstig uit Syrië, werd in Italië meestal los van de kerk en gewoonlijk naast de westelijke gevel opgericht. De eerste campaniles in West-Europa waren die van Ravenna (San Apollinare in Classe, San Apollinare Nuovo, 7e-8e eeuw). De campanile kan rond, vierkant of veelkantig zijn. Bekende voorbeelden zijn: campanile van de San Marco, Venetië (12e eeuw, 1902 ingestort, 1912 herbouwd), campanile van de dom in Florence (1344, ontwerp van Giotto, uitgevoerd door Taddeo Gaddi), scheve toren van Pisa (1174-1350). De losstaande klokketoren bleef kenmerkend voor Italië; in de noordelijke landen placht men de klokketoren meestal aan de kern van de kerk te verbinden.