Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Calvijn

betekenis & definitie

Johannes, eigenlijk: Jean Cauvin, Frans reformator, *10.7.1509 Noyon, qq27.5.1564 Genève; sedert 1540 gehuwd met Idelette de Bure (qq1549). Calvijn kreeg van zijn moeder een streng godsdienstige opvoeding.

Hij studeerde te Parijs, Orléans en Bourges en ging in 1534 openlijk tot de Reformatie over, nadat hij reeds op Allerheiligen 1533 door zijn stille, maar niettemin belangrijke medewerking aan de rectorale rede van Nicolaas Cop te Parijs duidelijke reformatorische klanken had laten horen.Calvijn week uit naar Angoulême en verdiepte daar en te Straatsburg zijn theologische kennis. In 1536 gaf hij zijn beroemd geworden Institutio religionis christianae uit, een werk dat hij later steeds meer uitbreidde (laatste editie in 1559). In 1536 kwam hij te Genève, waar één der predikanten, Guillaume Farel, hem wist te bewegen te blijven, van 1537 af als predikant.

Calvijn trad te Genève krachtig op tegen de libertijnse gezindheid van de aanzienlijke kringen. Dit gaf een verbitterde strijd, zodat Calvijn in 1538 met de andere predikanten de stad moest verlaten. Hij begaf zich naar Straatsburg.

In 1541 werd hij naar Genève teruggeroepen, waar hij tot zijn dood werkzaam bleef. Vooral door Calvijns activiteit werd Genève een soort theocratie: een kerkeraad of consistorie van twaalf ouderlingen en zes predikanten moest tucht oefenen, maar zonder het recht over de leer te oordelen. Als kerkelijke straffen zonder gevolg bleven, zou de wereldlijke rechter met strenge maatregelen optreden.

De onverbeterlijken werden uit de stad gebannen (zelfs de doodstraf werd toegepast: in 1553 werd de antitrinitariër Michaël Servet verbrand) . Calvijns uitgebreide briefwisseling oefende grote invloed uit, niet alleen in Zwitserland en Frankrijk, maar ook in Nederland en Engeland. Uit deze landen studeerden veel toekomstige predikanten aan de in 1559 gestichte Geneefse Academie, die dan ook voor de eerste verbreiding van het calvinisme van groot belang is geweest. Verder is Calvijn van betekenis geweest voor het Franse proza, door de Franse vertaling die hij eigenhandig in 1541 van de Institutio) vervaardigde.

Uitgaven: Corpus reformatorum (dln. 29-87, 1863-1900); Opera selecta (5 dln., 1926-52); Institutie, Ned. vert. door A. Sizoo (1931-32); Institution de la religion chrétienne, door J. Pannier (4 dln. 1961).

LITT. E. Doumergue, J. Calvin, les hommes et les choses de son temps (7 dln. 1899-1927); K. Barth, Calvin (1936); J. Bohatec, Calvins Lehre von Staat und Kirche (1937); O.

Pfister, Das Christentum und die Angst (1945); D. Nauta, Calvijn (1955); W.F. Dankbaar, Calvijn (1957); W. Nijenhuis, Calvinus oecumenicus (1958); W. Niesel, Calvin-Bibliographie 1901-59 (1961); J. Cadier, Calvin (1959); A.

Ganoczy, Calvin théologien de l’église et du ministère (1964); J. Baur, Gott und Recht im Werke Calvins (1965); D. Nauta enz., Zicht op Calvijn (1965); A. Ganoczy, Le jeune Calvin (1966); D. Bosch, Calvin im Urteil der franz. Historiographie (diss. 1971); W. Balke, Calvijn en de doperse radikalen (1973).

< >