[Lat. calamellus, riet], m. (-ten), naam eertijds door de Franse kolonisten in Noord-Amerika gegeven aan een stuk riet of holle stok die door de Indianen als vredespijp wordt gebruikt.
De calumet is meestal bewerkt, gekleurd en met veren e.d. versierd en dient als steel voor een pijp. De bijbehorende pijpekop is elleboogvormig. De calumet vervult verschillende functies, vooral bij de Prairie-Indianen: door gezanten en reizigers wordt hij gebruikt als paspoort; bij het sluiten van verdragen en contracten is hij het symbool van geldigheid; in ceremoniën die dienen om regen of goed weer op te roepen of om vijanden te verzoenen, speelt hij een belangrijke rol. De grootste bekendheid heeft de calumet gekregen als vredespijp: tijdens ceremoniën ter gelegenheid van het sluiten van vrede, roken vertegenwoordigers van beide partijen de calumet.