[Lat. calx, kalk] (calcineerde, heeft en is gecalcineerd), verkalken, uitgloeien, verhitten aan de open lucht.
In de scheikunde verstaat men onder calcineren alle gloeiprocessen waarmee water, koolzuur of organische bestanddelen uit stoffen worden verdreven, en ook gloeiprocessen die voor de oxidatie van een stof dienen. Het calcineren gebeurt bij een zodanige temperatuur dat ten hoogste een zwakke sintering en in ieder geval geen smelting optreedt.