Italiaans schiereiland in het zuidwesten van het land, dat de drie prov. Catanzaro, Cosenza en Reggio di Calabria omvat, 15077 km2, 2 mln. inw.
De kern van het landschap wordt gevormd door een kristallijn gebergte (graniet en gneis), dat als centrale zone van de Apennijnen te beschouwen is.Zeer nadelig werkte in deze streek de verregaande ontbossing van de berghellingen. Daardoor ontwikkelden zich in de kustvlakte puinkegels. Door herbebossing (m.n. naald- en berkebomen) is deze puinvorming tot staan gebracht.
De verzanding van de kust heeft vorming van moerassen en als begeleidend verschijnsel malaria in de hand gewerkt, terwijl de kust zelf moeilijk toegankelijk werd (Cotrone heeft een kusthaven). Het noorden wordt voornamelijk door weiden in beslag genomen, terwijl het zuiden voor het verbouwen van tarwe, druiven en zuidvruchten gebruikt wordt. Het grootgrondbezit werd opgeheven en er werden hydro-elektrische centrales gebouwd met de bedoeling de streek, die lange tijd tot de armste van Europa behoorde, economisch te verbeteren.
Tevens werd het gebied het industrialisatieproject bij uitstek in Italië.
GESCHIEDENIS
In de oudheid werd een deel van Apulië met Calabrië aangeduid; in de vroege middeleeuwen (Byzantijnse tijd) werden het huidige Calabrië en Apulië samen Calabrië genoemd. Sedert de Normandische tijd (11e eeuw vlg.) vormde Calabrië de kern van het Koninkrijk der beide Siciliën, dat in 1861 met andere kleine staten opging in de eenheidsstaat Italië.