[Russ. byliny], v./m. (mv.), ben. van middeleeuwse Russische, mondeling overgeleverde volkszangen.
De bylinen zijn herhaaldelijk gewijzigde volkszangen, die handelen over de avonturen van al of niet historische helden (Bogatyri; het volk kende ze slechts als stariny). In het noorden van Rusland werden de bylinen kort voor de revolutie van 1917 nog door lieden uit het volk, skaziteli geheten, gereciteerd. In de 18e eeuw werden de bylinen voor het eerst opgetekend. Qua inhoud kan men onderscheiden:
1. liederen, waarin het christelijke element geen rol speelt, zoals de geschiedenis van Svjatogor (= heilige berg), een held, even sterk en reuzengroot als log en onbeholpen, die bij zijn sterven ook inderdaad in een berg verandert, daarnaast de geschiedenis van Mikoela Seljaninovitsj, de ‘boerenzoon’, de landbouwerheld, e.a.;
2. de cyclus van vorst Vladimir te Kiev, die een pendant is van koning Arthurs tafelronde, met als hoofdfiguur Ilja Moeromets, die tot zijn 30e jaar verlamd was en door een wonder zijn heldenkracht ontving;
3. de cyclus van Novgorod, die het leven van deze eertijds zo bloeiende handelsstad weerspiegelt;
4. historische liederen, die getuigen van de Tataarse overheersing van Ivan de Verschrikkelijke tot Peter de Grote toe. De latere bylinen hebben minder kunstwaarde.
Uitgaven: door Rybnikov (4 dln. 1861—67); door Hilferding (1873); door Tichonravov en Miller (1894). Vertalingen: C.Hapgood, Epi s ongs of Russia (z.j.); B.Raptschinsky, Russische heldensagen en legenden (1924).
LITT. R.Trautmann, Die Volksdichtung der Grossrussen I (1935).