v./m. (-en),
1. deel van een stad of dorp met een zekere mate van sociale integratie der bewoners; stedebouwkundige eenheid: volkrijke, deftige buurten;
2. de bewoners van een buurt: de hele buurt bijeenschreeuwen;
3. enige bij elkaar staande woningen, gehucht;
4. nabijheid, streek nabij iets of iemand: in de buurt, uit de buurt wonen, dichtbij, veraf wonen ; hij moet maar een beetje uit mijn buurt blijven, niet dicht bij mij komen.
De buurt is een geografisch omlijnd deel van een stedelijk woongebied, gewoonlijk slechts bestaande uit enkele huizenblokken, kleine plantsoenen en winkels voor dagelijkse behoeften. Bewoners van dezelfde buurt kennen elkaar in dorpen vrij goed, in steden (soms) eveneens, zij het dat het contact daar (meestal) oppervlakkiger is.