m. (buren),
1. iemand die de of een plaats naast iemand inneemt, m.n. die naast of dichtbij hem woont, buurman; ook van volken en staten; de buren, de bewoners van de omliggende huizen; (spr.) beter een goede buur dan een verre vriend, buren kunnen iemand eerder hulp verlenen dan vrienden en familie die veraf wonen;
2. (Oudned. recht) de meetellende geërfden (niet de keuters) van een territoriale rechtskring, m.n. van buurschap of mark.
SOCIOLOGIE
Men noemt over het algemeen niet alle mensen die in dezelfde buurt wonen buren, maar slechts diegenen die in hetzelfde pand wonen, of aan hetzelfde trappenhuis. Bij eengezinswoningen zijn buren de bewoners van aangrenzende woningen, alsmede bewoners van huizen aan de overkant van de straat, of, indien de afstand niet te groot is, ook bewoners van huizen aan de achterkant. In een iets ruimere opvatting beschouwt men als buren de in de buurt wonende mensen die men op gezette tijden vanuit de eigen woning kan zien of horen, of die men regelmatig ontmoet in de directe woonomgeving. Naarmate de buurt ouder is, men er langer woont, de migratiemobiliteit geringer is of het aantal ontmoetingsplaatsen groter, kan de kring van mensen die men tot zijn buren rekent groter zijn. Tussen buren kunnen tal van sociale betrekkingen ontstaan (zie buurtrelaties), die voor het sociale leven van mensen van groot belang kunnen zijn.
LITT. N.C.Schouten, Het woonmilieu. Sociologische overwegingen met betrekking tot de naaste omgeving (1967); S.Keiler, The urban neighbourhood, a sociological perspective (1968).
RECHTSGESCHIEDENIS
Met het woord buur hangen veel woorden samen, zoals: buurbrink, het dorpsplein waaraan de hoeven of huizen gelegen zijn; buurding en buurspraak, de samenkomst van buren om in aangelegenheden betreffende de buurmark (dat zijn de gemene gronden, heiden, weiden en bossen) of betreffende het gezamenlijk bezaaien of oogsten van de gemeen gelegen, doch niet gemeen eigendom zijnde bouwgronden (zgn. essen) te beslissen. Ook andere plaatselijke aangelegenheden zoals waterstaatszaken werden op de buurspraak beslist. De buren oefenden derhalve het hele plaatselijke bestuur uit op het gebied van rechtspraak, wetgeving en uitvoerend bewind, voorzover dat althans niet door een hogere overheid werd uitgeoefend. Buurhoorn was de hoorn, die gekozen werd om de buren ter buurvergadering op te roepen. De buurrichter presideerde de buurvergadering en was rechtsvorderaar bij de rechtspleging door de buren. De buurwillekeur was de vordering waartoe de buurvergadering had besloten.
Niet alleen in streken, waar het markewezen tot in de moderne tijd heeft bestaan, maar ook in Holland en West-Utrecht zijn buurvergaderingen gehouden, zowel voor rechtspleging als voor zaken van wetgeving en bestuur. Inzake de rechtspleging kwam dit daar later in onbruik: de rechtspraak van schout en buren maakte plaats voor die van schout en schepenen. Voor andere zaken echter bleven de buren samenkomen, vooral als er rekeningen goedgekeurd moesten worden omtrent aan te leggen werken (bruggen, wegen) waarmede geldelijke offers gemoeid waren.