Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Burgemeester

betekenis & definitie

m. (-s),

1. wettelijk hoofd en vertegenwoordiger van een gemeente ; eens burgemeester, blijft (altijd) -, wie eens een bepaalde plaats in de achting der mensen heeft (ten goede of ten kwade), houdt die; iemand van een af gebrand dorp maken, onschadelijk maken;
2. soort zeemeeuw.

RECHT

In Nederland komt de titel burgemeester in de ow niet voor. Art. 152 spreekt van de voorzitter van de raad, die door de koning ook buiten de leden van de raad, wordt benoemd en ontslagen. De benoeming is steeds voor zes jaar; herbenoeming is regel. De burgemeester heeft in de raad een adviserende stem (tenzij hij ook als lid van de raad is gekozen). Hij heeft daarbij o.a. de opdracht te zorgen voor de handhaving van de orde in de raad. Besluiten die naar zijn oordeel in strijd zijn met de wet of het algemeen belang kan hij ter schorsing en vernietiging voordragen aan de Kroon.

In het college van burgemeester en wethouders heeft de burgemeester wel stemrecht en in het geval dat de stemmen staken zelfs een doorslaggevende stem. Hij is voorts o.a. belast met de handhaving van de openbare orde in de gemeente en is sinds 1969 ook uit dien hoofde verplicht tot het afleggen van verantwoording over het door hem gevoerde beleid tegenover de raad. De raad kan hem overigens geen ontslag verlenen. In geval van oproerige beweging, van samenscholing of andere stoornis van de openbare orde en van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan heeft de burgemeester veel ingrijpender bevoegdheden. [mr.J.J.Oostenbrink] Het ambt van burgemeester is in zijn huidige vorm ingesteld door koning Lodewijk Napoleon (koning van het koninkrijk Holland, 1806-10). Ook vóór die tijd was burgemeester de naam van ambtsdragers in de steden. De tegenwoordige burgemeester kan echter niet als continuering daarvan worden beschouwd, maar als continuering van het schoutambt.

Evenals de schout wordt hij aangesteld door het centrale gezag, dat hij vertegenwoordigt. De plaats van hen, die in de middeleeuwen en later in de steden voorkwamen onder de naam van burgemeester wordt thans ingenomen door de wethouders. Aanvankelijk waren bestuur, rechtspraak en wetgeving in de steden alleen in handen van schout en schepenen. Later zijn, in verband met zich uitbreidende bemoeiingen van de stadsregering, naast schout en schepenen ambtsdragers aangesteld, die aanvankelijk soms raden, later burgemeester werden genoemd. Hun aantal kon tot vier oplopen. In Deventer werden b.v. jaarlijks twee schepenen als burgemeester aangewezen.

Oorspronkelijk hadden zij he't bestuur van de stedelijke financiën; in de loop van de tijd zijn hun bevoegdheden steeds uitgebreid. De taak van burgemeester was in iedere stad weer anders, hun machtspositie was in de ene stad sterker dan in de andere. Vooral in de Hollandse steden is het ambt van burgemeester van fundamentele betekenis geweest. Aftredende burgemeesters werden gewoonlijk, hetzij direct, hetzij na een paar jaar, herkozen; oud-burgemeesters plachten in belangrijke aangelegenheden geraadpleegd te worden, [prof. mr.J.E.Spruit] Ook in België is de burgemeester het hoofd van het gemeentebestuur. In die hoedanigheid is hij van rechtswege voorzitter van de gemeenteraad en van het schepencollege. Verder is de burgemeester vertegenwoordiger van het centraal rijksbestuur in zijn ambtsgebied.

Hij wordt door de koning benoemd uit de leden van de gemeenteraad. De koning kan echter, met het eensluidend advies van de Bestendige Deputatie, de burgemeester benoemen buiten de raad, onder de gemeenteraadskiezers, die volle 25 jaar oud zijn (art. 2 Gemeentewet). Als aangestelde van de regering is de burgemeester belast met de uitvoering van de wetten en besluiten van algemeen bestuur, tenzij die uitdrukkelijk aan het schepencollege of aan de gemeenteraad is opgedragen (art. PO, 12°, 2e lid Gemeentewet). Onder de functies, die de burgemeester als vertegenwoordiger van het centraal rijksbestuur waarneemt, dient vermeld te worden zijn deelneming aan de uitoefening van de gerechtelijke politie, d.i. aan de vaststelling en de opsporing van misdrijven (artt. 9 en 50 WStr). De voornaamste taak van de burgemeester is echter op het gebied van de administratieve politie, het treffen van de nodige maatregelen met het oog op de handhaving van de openbare rust, veiligheid en gezondheid.

Wanneer in geval van oproer, van kwaadwillige samenscholingen of andere onvoorziene gebeurtenissen, het geringste uitstel gevaar of schade voor de ingezetenen zou kunnen veroorzaken, kan de burgemeester verordeningen van politie uitvaardigen met het oog op de handhaving van de openbare orde. Deze verordeningen vervallen wanneer zij niet door de raad in de eerstvolgende vergadering worden bekrachtigd (art. 94 Gemeentewet).

In de Zuidelijke Nederlanden kwam de naam burgemeester vanaf de 13e eeuw in de grote Vlaamse steden voor. Meestal waren er twee. Deze werden door de schepenen uit hun midden aangewezen. In Brabant kwam de naam voor in de drie grote steden maar met een andere functie: te Brussel was het een rechterlijke instantie, te Leuven waren het de hoofden der gezworenen, te Antwerpen hoofden van de schepenen. [prof.mr.J.Matthijs]

DIERKUNDE

De burgemeester (Larus) is een geslacht van meeuwen, met twee soorten, gekenmerkt doordat zij in het volwassen kleed zeer licht zijn gekleurd en geen donkere slagpennen bezitten. De grote burgemeester (Larus hyperboreus) is een bewoner van de poolstreken van Eurazië en NoordAmerika, en is in zeer klein aantal een wintergast aan de kusten van Nederland en België. De kleine burgemeester (L. glaucoides) is een broedvogel van arctisch Noord-Amerika (met inbegrip van Groenland) en is in Nederland en België een dwaalgast.

< >