Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Bureau

betekenis & definitie

[Fr.], o. (-s),

1. schrijftafel met loketten en laden om papieren e.d. op te bergen; bureau-ministre, een bureau zonder kop en klep;
2. kantoor waar een administratie wordt gevoerd: het van een dagblad; het bureau in een schouwburg, waar plaatskaarten te krijgen zijn; afdeling: het bureau onderwijs (op een gemeentehuis);
3. gebouw van zekere tak van dienst: van politie; iemand naar het bureau brengen, opbrengen;
4. het gezamenlijke personeel dat aan (of in) een bureau werkt;
5. voorzitter en secretaris van een vergadering; bureau van stemopneming (bij verkiezingen), die leden van een college die de stembriefjes opnemen en openen, stembureau.

Het bureau was oorspronkelijk een uitbreiding van de gewone schrijftafel, die een grotere bergruimte verkreeg. Onder de Franse koning Lodewijk xv (1715—74) had het bureau nog de vorm van een tafel op vier poten, maar er waren toen al meer laden direct onder het blad, en een bovenbouw. Ca. 1750 kwam het cilinderbureau dat een klep had in de vorm van een kwartcilinder of een rolluik. In de loop van de tijd kwam er een aantal laden aan weerszijden verticaal boven elkaar maar onder het schrijfblad. Het moderne bureau wordt veelal uitgevoerd in metaal, zonder bovenbouw. Het is vooral een kantoormeubel geworden.

< >