(bunkerde, heeft gebunkerd), de bunkers vullen, de brandstof innemen; (oneig.) flink eten.
Vroeger vond het bunkeren van kolen plaats door middel van manden, kruiwagens, een kolenstort of lopende band. Het bunkeren in volle zee kon uitsluitend geschieden als de schepen naast elkaar lagen, hetgeen vaak met grote moeilijkheden gepaard ging in verband met zeegang of deining. Bij het toenemend gebruik van olie werd de afgifte (via een slang) eenvoudiger. Bij de afgifte van olie behoeven de schepen ook niet tegen elkaar te liggen; zij kunnen op enige afstand van elkaar of achter elkaar varen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is het bunkeren in volle zee eigenlijk voor het eerst op grotere schaal toegepast. Aan elk smaldeel werden enkele snelle tankschepen toegevoegd, waardoor het vaarbereik der schepen aanzienlijk werd vergroot.
Na de Tweede Wereldoorlog ontstond de neiging in verband met de dreiging van een atoomoorlog, de vloot zoveel mogelijk onafhankelijk te maken van walbases. Vrijwel elke marine beschikt sedertdien over schepen die de vloot in volle zee (afb.) bevoorraden.