(sloot buiten, heeft buitengesloten),
1. buiten een afgesloten plaats houden; de deur (voor iemand) sluiten, niet binnenlaten: zij hadden mij buitengesloten; het zonlicht buitensluiten, met gordijnen de zon beletten in huis te schijnen;
2. weren, niet laten meedoen;
3. onmogelijk maken: vergissingen zijn zo goed als buitengesloten, kunnen bijna niet gemaakt worden.