v./m. (-n), karakteristieke grootheid van de elektronenbuis.
Men onderscheidt drie buisconstanten.
1. De steilheid, ?, is het quotiënt van de anodestroomverandering, ∆ Ⅰa, en de erbij behorende roosterspanningsverandering, ∆ ?g waarbij de anodespanning, constant gehouden wordt.
2. De inwendige weerstand ?i, is het quotiënt van de anodespanningsverandering ∆?a, en de erbij behorende anodestroomverandering, waarbij de roosterspanning ?g, constant gehouden wordt.
3. De versterkingsfactor, ?, is het quotiënt van de anodespanningsverandering en roosterspanningsverandering bij constante anodestroom, Ⅰa.
Het teken ∆ geeft aan dat men van de grootheden, b.v. stroom of spanning de verandering, kleine wijzigingen in hun grootte moet nemen in de buurt van het zgn. werkpunt (buiskarakteristiek). Tenslotte bestaat er een eenvoudig verband tussen de buisconstanten: de wet van Barkhausen: ? = ?i .・ ?