(alleen onbep. w.), ook zn., o., het voortbrengen van geluiden en woorden zonder merkbare beweging van de mond.
De toehoorders krijgen de indruk dat het geluid van een andere plaats komt dan waar de buikspreker staat. Overigens heeft het buikspreken niets met de buik te maken: de geluidsvoortbrenging vindt, na diep inademen en bij minimaal uitademen, plaats in strottehoofd, keelholte en achterste deel van de mondholte. Het strottehoofd is daarbij hoog opgetrokken en de stem is een half of heel octaaf hoger dan bij gewoon spreken. Buikspreken was al in de oudheid bekend.