v./m. (-en),
1. plotseling opkomend kortstondig slecht weer, veranderlijke weersgesteldheid, m.n. het neervallen van regen, hagel of sneeuw, of de ontlading van een onweer (regen-, hagel-, donder-, stort—); er komt een bui, opzetten; schuilen voor een de bui, zien aankomen; voor de bui, binnen zijn, (ook fig.) voor de ramp, voor het ongeval; de komt op, drijft over; een droge bui,, kortstondig droog weer tussen twee buien in; (scheepv.) witte of droge buien, hevige wind, onverwacht op stil weer volgend; gewelfde of poortbuien, hevige, plotselinge windvlaag onder de linie; maartse buien, ongestadige, ruwe weersgesteldheid in de maand maart;
2. een hoest-, lach-, plotselinge aanval van hoesten, lachen; kortstondige uitbarsting van toorn: de trekt af, waait over, zijn kwaadheid vermindert, verdwijnt;
3. luim: een kwade bui, hebben; een vrolijke, goede bui, hebben; je zag de bui, al hangen, (ongunstig) er was een kwalijke situatie op komst; een hebben, krijgen, een boze, dwaze inval; voorbijgaande gemoeds- of geestesgesteldheid: soms heeft hij van die buien, soms is hij geheel anders dan gewoonlijk;
4. bij buien, tussenbeide, nu en dan, ongeregeld.
Een bui is een betrekkelijk korte, maar vaak intensieve neerslag, die valt uit een stapelwolk met sterke verticale ontwikkeling, genaamd cumulonimbus. Deze buienwolk vertoont vaak een somber dreigend uiterlijk. Buienwolken ontwikkelen zich in krachtig stijgende luchtmassa’s van beperkte omvang. De stijgende luchtbeweging is een gevolg van een bijzonder groot verticaal temperatuurverval (zie temperatuurgradiënt) tot hoog in de atmosfeer, hetgeen ontstaat als gevolg van een temperatuurdaling in de hogere lagen of door de sterke verhitting in de onderste niveaus. Om het bijzonder grote verticale temperatuurverval in de atmosfeer aan te duiden, spreekt men vaak van onstabiliteit of onstabiele verticale opbouw van de atmosfeer. De toppen der buienwolken bereiken dikwijls hoogten van 4-8 km, soms reiken ze tot de tropopause, d.i. tot 10-13 km en in de tropen tot 16-20 km.
De toppen van zeer zware buien steken soms zelfs door de tropopause heen tot enkele kilometers in de stratosfeer. De hogere delen van de wolken bestaan vaak voor een groot deel uit ijskristallen, die in niet geringe mate bijdragen tot de vorming van grote neerslagelementen (o.a. hagel). Onontbeerlijk zijn de ijskristallen echter niet: vooral in de tropen vallen vaak regenbuien uit wolken met toppen waarin de temperatuur boven nul is (zie neerslag). Tijdens de neerslagvorming ontstaan elektrische ladingen, die als ze voldoende sterk zijn tot onweer aanleiding geven. Een normale bui doorloopt een zeker ontwikkelingsproces. Aanvankelijk zijn er in de jonge opgroeiende stapelwolk voornamelijk stijgende luchtbewegingen, die soms 10-15 m/sec bedragen.
Spoedig na het begin van het neerslagstadium treden echter ook binnen de wolk compenserende dalende luchtbewegingen op, vooral in het gebied met vallende neerslag. Hierdoor wordt koude lucht naar beneden getransporteerd. Ook de vallende neerslag veroorzaakt afkoeling van de lucht. Zo ontstaat onder de bui een hoeveelheid koude lucht die naar buiten uitvloeit. De voorste grens ervan werkt als een lokaal koufront en wordt vaak gemarkeerd door genoemde donkere wolkenkraag. De valwinden brengen de windsnelheid uit de hogere luchtlagen mee naar beneden en veroorzaken daarom windstoten.
Bij hevige buien kunnen zelfs windhozen ontstaan. Onstabiliteit van de lucht treedt boven land voornamelijk overdag op, omdat de temperatuur aan het aardoppervlak dan het hoogst is. Boven land is de buiigheid daarom in de namiddag het grootst. Boven zee en aan de kust vindt men wel een maximale buienactiviteit in de nanacht. Aan de kust is verder de buiigheid in het najaar groter dan boven land omdat de zee dan relatief warm is; in het voorjaar is het juist omgekeerd. Behalve buien die verspreid tot ontwikkeling komen in een onstabiele luchtsoort van grote omvang, zijn er ook buien die voorkomen langs een zgn. buienlijn.
Deze is vaak identiek met een koufront of met de trog van een depressie. Een dergelijke buienlijn behoudt vaak lange tijd een zelfde karakter en is dan over grote afstanden te volgen. Zij vertoont zich ook fraai op het radarscherm (zie radar). Zware buien brengen grote gevaren mee voor de luchtvaart vanwege de sterke stijgende en dalende luchtbewegingen (remous), de onweersverschijnselen, de ijsafzetting en de hagel. Zie Afb. [drs. C.J.van der Ham].