(Ursus arctos), de grootste beresoort (zie beren). Hij bewoont samen met de zeer na verwante grizzlybeer (Ursus horribilis), die waarschijnlijk slechts als de Amerikaanse representant van de bruine beer te beschouwen is, het gehele noordelijk halfrond zuidwaarts tot in Mexico, Spanje, Italië (uitgestorven in Noord-Afrika) en Klein-Azië, tot aan de noordgrens van de Himalaja en tot in Japan.
In dit enorme verspreidingsgebied varieert de kleur van zwart via bruin tot zilvergrijs en izabel en de grootte van 1,70 m lengte en 70 kg gewicht (alpenbeer) tot 3 m en meer dan 750 kg (kamsjatka- en kodiakberen, de grootste van de huidige landroofdieren). De mannetjes worden aanzienlijk zwaarder dan de wijfjes.Bruine beren zijn alleseters: behalve planten en vruchten eten zij insekten, slakken, vis (zalm), kleine knaagdieren en aas. Groter wild wordt ook wel buitgemaakt, en schade voor veeboeren komt niet zelden voor doordat een beer zich specialiseert op het gemakkelijk te bemachtigen huisvee. Door de jacht is het berenbestand in Europa zeer teruggelopen; vooral de alpenbeer is zeer zeldzaam geworden. In Oost-Europa en Azië vindt men nog talrijke bruine beren; in noordelijk Noord-Amerika zijn grizzlyberen nog tamelijk algemeen. In Mexico zijn zij echter vrijwel uitgeroeid en de grootste vormen hebben als begeerde jachttrofeeën te lijden gehad.
Bruine beren worden 20—30 jaar oud. De wijfjes worden op hun derde jaar geslachtsrijp, de mannetjes meestal pas een jaar later. Het aantal jongen bedraagt 1-4 (meestal 2-3). De beren hebben de grootte van een rat wanneer zij worden geboren en zij worden lang gezoogd en verzorgd. De bruine beer houdt geen eigenlijke winterslaap, maar brengt, vooral in koude streken, een deel van het koude seizoen in een schuilplaats door, die echter te allen tijde zonder veel oponthoud verlaten kan worden, terwijl bij een echte winterslaap een lange ontwaakperiode nodig is. De bruine beer behoorde tot de vroegste bewoners van dierentuinen.
Berenkuilen (b.v. te Bern) zijn eigenlijk, met hertenkampen, voorlopers van de huidige dierentuin. Gevaar voor uitsterven van de bruine beer is er niet meer, omdat het dier zich in gevangenschap vlot voortplant en tegenwoordig bovendien in de meeste delen van zijn areaal afdoende bescherming geniet. Voor bepaalde ondersoorten is bescherming wel te laat gekomen (Noordafrikaanse beer, Mexicaanse grizzly).
LITT. D.P.Erdbrink, A review of fossil and recent bears of the Old World (1953); M.A.J.Couturier, L’ours brun (1954).