m., het verschijnsel dat een vrouw met geweld wordt ontvoerd, tegen de zin van haarzelf en haar familie, om als huwelijkspartner te dienen.
Werkelijke bruidroof komt slechts sporadisch voor, meestal is de ontvoering van te voren met de bruid en haar familie geregeld en is het verzet ertegen slechts een schijnvertoning. De bruidroof wordt wel gezien als een symbolische uitdrukking van animositeit tussen de families van bruid en bruidegom.
De bruidroof kwam in zijn duidelijkste vorm voor bij de bewoners van Vuurland, bij de Kalmukken langs de Kaspische Zee, en bij de Toengoezen in Siberië. Voorts werd het aangetroffen in bepaalde streken van India (m.n. Orissa), zowel bij de hindoes als bij de zgn. tribalen, bij de bedoeïnen in Noord-Afrika, en in de Kaukasus. In de rest van Afrika en de beide Amerika’s schijnt de bruidroof weinig of niet voor te komen. Momenteel raakt deze vorm van huwelijkssluiting in onbruik.
LITT. J.F.McLennan, Primitive marriage (1865, heruitg. 1970).