Amerikaanse filmactrice, *1900 Wichita (Kansas). Zij beantwoordde aan het schoonheidsideaal van de roaring twenties, ging in 1921 dansen bij Ruth Saint-Denis in New York en later bij de Ziegfield Follies.
Vanaf 1925 speelde zij, evenals Clara Bow, bakvisrollen, vooral bij Paramount. In 1928 steeg zij boven dit flappertype uit in Beggars of life (William Wellman, 1928), A girl in every port (Howard Hawks, 1928) en The canary murder case (Malcolm Saint-Clair, 1929) waardoor zij ook in Europa befaamd werd.
Georg W.Pabst liet haar overkomen voor Die Büchse der Pandora (1929), waarin zij gestalte gaf aan Wedekinds fatale Lulu, en voor Das Tagebuch einer Verlorenen (1929). Na haar terugkeer in Hollywood verdween zij bij de opkomst van de geluidsfilm uit de publiciteit.
LITT. L.H.Eisner, Dämonische Leinwand (1955); E.Patalas, Sozialgeschichte der Stars (1963).