m. (-s, -en),
1. mannelijk persoon beschouwd in de betrekking van zijn bloedverwantschap tot andere kinderen van dezelfde ouders: Jozef en zijn broeders; mijn oudste broeder; hij heeft veel broers en zusters; halfbroer, alleen van vaders- of moederszijde; wij leven als broeders en zusters, helpen elkaar in alles, delen van alles samen; leven als broeder en zus (gezegd van gehuwden), zonder huwelijksgemeenschap;
2. ben. voor leden van een zelfde gemeenschap: alle mensen zijn broeders, dienen elkaar te helpen en te steunen; broeder, geef mij de hand, gezegd wanneer iemand hetzelfde lot deelt, in dezelfde (meestal minder gunstige) omstandigheden verkeert; in het bijzonder van toepassing op de leden van een christelijke gemeente: broeders en zusters, naam waarmee een predikant zijn toehoorders soms aanspreekt; (in ruimere betekenis) medemens, naaste: doet uw broeder goed; (bijbel) ben ik mijns broeders hoeder? (Gen.4,9), ben ik aansprakelijk voor tekortkomingen van anderen?; mannen broeders!, gebruikt om tot moed, eensgezindheid op te wekken; thans veelal scherts.; de broeders zijn bijeen, de kerkeraad; dat is de (rechte, ware) broeder niet, hij is niet te vertrouwen, bij hem moet je niet wezen; het is een zwakke broeder, hij kan niet best mee, zijn kennis is niet groot, hij is niet de minste der broederen, hij is niet dom; een valse broeder, iemand die men niet vertrouwen kan, een verrader; hij is een broeder van de natte gemeente, maakt misbruik van sterke drank; hij heeft zijn broeder gesproken, hij is dronken; zie brother Jonathan;
3. eertijds algemene benaming van alle leden van een r.k. kloosterorde of congregatie, thans meer de naam voor de lagere leden die geen kerkelijke wijding bezitten, ook lekebroeder geheten: broeder worden; de broeder portier; lid van een congregatie waarvan de leden niet priester worden, maar onderwijs geven: bij de broeders op school gaan; de Moravische broeders, Zeister broeders, de hernhutters; de Broeders van Barmhartigheid van de H. Johannes de Deo, congregatie die zich ten doel stelt mannelijke zieken en bejaarden zowel in huis als in ziekenhuizen te verplegen, ook barmhartige broeders genoemd;
4. medelid van een gilde, een wereldlijke broederschap; (in de vrijmetselarij) ben. waarmee de leden van de loges, hetzij meester, gezel of leerling, elkaar aanspreken: broeder van de Ned. Leeuw, laagste rang bij deze orde; iemand die hetzelfde beroep, ambt uitoefent: kunstbroeder; wapenbroeder;
5. broeder-in-de-zak, koek van meel, krenten, rozijnen en sukade in een zak in heet water gaar gekookt, hetzelfde als jan-in-de-zak; evenzo: broeder-in-de-pot.
Zowel in het OT als in het NT als in de oudchristelijke tijd gebruikt men de woorden ‘broeders’ en ‘zusters’ om de geestelijke verwantschap onder mensen van hetzelfde geloof aan te duiden. Ook thans is deze benaming nog gangbaar, b.v. in preken van de geestelijke voorgangers. Een verenging in betekenis kreeg het woord broeder toen in de middeleeuwen de bedelorden ontstonden. De leden van deze orden noemden zich broeders om zo de door Christus gepredikte eenheid en eenvoud in gemeenschappelijk leven tot uitdrukking te brengen (predikbroeders, minderbroeders, Onze-Lieve-Vrouwe-broeders). In deze orden ontstond het onderscheid tussen paters en broeders. De laatsten beleefden de evangelische raden, maar hadden niet de uitdrukkelijke bedoeling om zich voor te bereiden op de wijdingen.
Zij verrichtten het huishoudelijk werk en in de moderne tijd ook wel apostolische activiteiten. In de 16e, maar vooral in de 19e eeuw ontstonden de laïcale of lekenkloosterinstellingen. Krachtens hun oorspronkelijke doelstelling bereiden de leden van deze congregaties zich niet voor op het ontvangen van het priesterschap, maar zij beschouwen activiteiten op sociaal, charitatief en onderwijsgebied als hun eerste doel. Wegens een tekort aan priesters wordt er echter steeds meer naar gestreefd om voor de leden van deze congregaties, waarin ook de geloften op de drie evangelische raden worden afgelegd, de mogelijkheid tot het priesterschap open te stellen. Als de voornaamste zelfstandige broedercongregaties gelden in Nederland en België: broeders van Sint-Louis, broeders van Barmhartigheid van de H. Johannes de Deo, broeders van de la Salle (broeders van de Christelijke Scholen), broeders van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes (broeders van Oostakker), broeders van de Onbevlekte Ontvangenis van de Allerheiligste Maagd Maria (broeders van Maastricht), broeders van Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Smarten, alexianen, broeders van de H. Joseph, broeders van Liefde, Congregatie van de broeders Penitenten.
LITT. T.Brockhaus, Religious, who are known as conversi (1946); G.L.Kane en A.Lord, Why I became a brother (1954); E.Heufelder, Der Laie im Ordensstand; Ruf und Reich (1959); KASKI, broeders en zusters-religieuzen in Nederland per 1.1.1967 (1968).