o. (-s), gebreid werk , zie breiwerk.
Door de betrekkelijk grote produktie, verkregen uit relatief weinig grondstof, worden breisels voor velerlei doeleinden toegepast, zoals onder- en bovenkleding, bekledingsstof, gordijnen. Door de grote vervormbaarheid en rekeigenschappen zijn gebreide kledingstukken aansluitend en soepel bij het dragen. Indien voor een bepaalde toepassing de rekbaarheid juist als hinderlijk wordt ervaren, zijn er mogelijkheden om deze eigenschap uit te schakelen. Een bijzonderheid van breisels is, dat ze vaak geheel of gedeeltelijk als kledingstuk door de machines kunnen worden afgeleverd (b.v. als kous, complete mouw met boord, rompstof).
Kuleerbreisel. Hierbij worden één of meer draden in horizontale richting aan de naalden toegevoerd en daarbij in een heen en weer gaande beweging (bij vlakke breimachines) of in een rondgaande beweging (bij rondbreimachines) tot horizontale stekenrijen verbreid (zie breimachine). Van een draad worden de opeenvolgende steken dus in dwarsrichting van het breisel gevormd. Voor bepaalde toepassingen, b.v. rompstof, hemd, shirts en kousen, wordt het breisel in buisvorm als zodanig verwerkt; voor andere toepassingen kan het later aan één kant worden opengesneden en in vlakke toestand geconfectioneerd.
Wordt bij het breien de nieuwe draad naar de voorzijde door de voorgaande steek getrokken, dan spreekt men van een rechtse steek. Bij de aan de voorzijde zichtbare draadgedeelten overheersen de verticale delen en vormen samen een V-vorm. Wordt daarentegen de nieuwe draad naar de achterzijde door de voorgaande steek getrokken, dan zegt men dat er een linkse steek ontstaat, te herkennen aan de horizontaal liggende boogjes. Men kan kuleerbreisels in drie categorieën onderverdelen: a. links-rechts breisel. Omdat alle naalden voortdurend naar één zijde bewegen, bestaat de ene zijde uit rechtse en de andere uit linkse steken. Deze breisels worden gebruikt voor nagenoeg alles dameskousen en voor verschillende soorten onder- en bovenkleding.
De onderkleding wordt in hoofdzaak op rondbreimachines vervaardigd. Op verschillende wijzen kan men patronen aanbrengen door een variatie in de binding en het breien met verschillend gekleurde garens; b. rechts-rechts breisel bestaat uit stekenrijen van afwisselend naast elkaar liggende rechtse en linkse steken (deze vormen rechtse en linkse stekenstaven: boven elkaar liggende steken). Het eenvoudige type is 1 x 1-ribbreisel, d.w.z. beurtelings een rechtse en een linkse stekenstaaf. Omdat het ribbreisel de neiging heeft in dwarsrichting samen te trekken, waardoor het in deze richting een zeer grote elasticiteit bezit, schuilen de linkse stekenstaven achter de rechtse weg, zodat aan voor- en achterzijde alleen rechtse steken zichtbaar zijn (vandaar de naam). Uiteraard kan men ook andere combinaties van rechtse en linkse stekenstaven vervaardigen, b.v. 2 X 2-ribbreisel, dat gebruikt wordt voor boorden van truien en vesten, voor manchetten en voor onderkleding; c. links-links breisel bestaat uit afwisselend een stekenrij rechtse en een stekenrij linkse steken. De rijen rechtse steken schuilen nu achter die met linkse steken weg, zodat de beide kanten op de linkse zijde van een links-rechts breisel lijken. Toepassing: bovenkleding, maar vooral baby- en kleuterkleding, waarbij men meestal gebruik maakt van de grote mogelijkheid tot patroneren.
Kettingbreisel. Hierbij zijn een groot aantal evenwijdige draden in de lengterichting tot steken verbreid. Men kan op de kettingbreimachines diverse patronen breien door de oognaaldenbalken van de kettingbreimachines aan rug- en voorzijde van de naalden zijdelings over verschillende afstanden te verplaatsen. Bij de tricotbinding, de doekbinding en de satijnbinding zijn de oognaalden aan de voorzijde telkens over een naaldafstand heen en weer verplaatst, en aan de rugzijde over resp. één, twee en vier naaldafstanden. Aan de ene kant van het breisel zijn de steken zichtbaar, aan de rugzijde is de zigzagvorm te zien. Door een combinatie van tricot- en doekbinding en het in tegengestelde richting verplaatsen van de twee oognaaldenbalken ontstaat de bekende charmeuse-binding, gebruikt voor lingerie.
Op de zgn. raschelmachine, een speciaal soort kettingbreimachine, kunnen stoffen worden vervaardigd als marquisette voor gordijnstof, tuleachtige stoffen, kant, stof voor foundations en visnetten. Veelal worden bij dergelijke stoffen volgens een bepaald patroon inlegdraden meegebreid, waardoor een borduureffect, zoals bij kant, kan worden bereikt. Bij stoffen voor bovenkleding en bekleding worden eveneens veelal inlegdraden tussen de steken meegebreid. Op bepaalde machines is het mogelijk, behalve in de produktierichting, over de volle breedte inlegdraden mee te breien. Men spreekt dan van een kettingbreisel met inslag. Hierdoor is het mogelijk een zeer dicht ingesteld en stabiel breisel te verkrijgen, dat nauwelijks van geweven stof is te onderscheiden, tenzij men zeer nauwkeurig toeziet.
LITT. I.Suchet, Théorie de la maille dans les tricots-trame (1951); E.Prusa, Bindungslehre der Strickerei (1958); D.F.Paling, Warp-knitting technology (1965).