Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Brak, (zoutachtig)

betekenis & definitie

bn. (-ker, -st), zoutachtig, zilt, gezegd van zoet rivierwater met zeewater vermengd; ook van water in stilstaande poelen of veenplassen; brakke grond, van brak water doortrokken; brakke turf, waarin zoutdelen zijn.

Brak water heeft een gehalte aan opgeloste vaste stoffen van ongeveer 1000-10000 mg/l. Dit kan ontstaan door vermenging van zout en zoet water aan riviermonden, in vrijwel afgesloten zeeboezems met sterke toevoer van rivierwater, in eindmeren, en doordat opwellend zout grondwater zich mengt met zoet oppervlaktewater (zoute kwel). De flora en fauna verschillen van zowel die van het zoute als van het zoete water, hetgeen van belang is voor de interpretatie van het sedimentatiemilieu van geologische formaties en van het verloop van de kusten in het geologisch verleden.

< >