Engels filosoof, *30.1.1846 Londen, †18.9.1924 Oxford. Bradley, naast B.
Bosanquet de leidende filosoof van het Engelse neo-idealisme, was sedert 1870 fellow aan het Merton College (Oxford). Hij werd beïnvloed door T.H. Green en Hegel, van wiens absoluut idealisme hij afweek. In Ethical studies (1876) ontwikkelde hij een theorie van sociale moraal (vgl.
Hegels Sittlichkeit), waarin de gemeenschap ten grondslag ligt aan de individuen en niet andersom, zoals aanhangers van het utilitarisme en liberalisme menen. In deze visie is zelfverwerkelijking van de persoon vervulling van zijn plicht in de gemeenschap.
De prioriteit van het algemene ten opzichte van het bijzondere vindt men terug in Bradley’s logica. In Principles of logic (1883) stelt hij dat kennis nooit van het bijzondere naar het algemene kan voortschrijden, omdat het universele (algemene) in elk onderdeel met betrekking tot het bijzondere al is voorondersteld.Bradley’s metafysica is gericht tegen het atomisme. In Appearance and reality (1893) stelt hij dat begrippen als relatie, ding, ruimte, tijd waarmee men de wereld interpreteert, in zichzelf tegenstrijdig zijn en dat de ware werkelijkheid, die deze begrippen omvat en overstijgt, vrij moet zijn van tegenstrijdigheden. Deze harmonieuze werkelijkheid (het absolute) is geen optelsom van de veelvuldigheid van concrete dingen en is ook niet zonder meer transcendent. Verscheidenheid komt toe aan de ene omvattende werkelijkheid van het absolute. Het denken, dat relaties en onderscheidingen aanbrengt, belandt in de sfeer van tegenstellingen en doet de ‘onschuld’ van de elementaire, concrete ervaring teniet.
Een volledige karakterisering is volgens Bradley onmogelijk, omdat men gebonden is aan abstraherend denken. Het onmiddellijke gevoel brengt de mens in feite dichter bij het absolute.
Bradley’s filosofie was van 1900-10 op haar hoogtepunt. B. Russell en G.E. Moore behoren tot de felle bestrijders, maar de aandacht voor Bradley is groeiende. Werken: The presuppositions of critical history (1874), Ethical studies (1876), Principles of logic (1883), Appearance and reality (1893), Essays on truth and reality (1915), Collected essays (2 dln. 1935). [drs. M.S.G.K. van Nierop].
LITT. R.W. Church, Bradley’s dialectic (1942); G.E. Moore, Some main problems in philosophy (1953); R. Wolheim, F.H. Bradley (1935); T.S.
Eliot, Knowledge and experience in the philosophy of F.H. Bradley (1964).