Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Braden

betekenis & definitie

(braadde, heeft gebraden),

1. (vlees, gevogelte) op een rooster, in een pan op het vuur of in een oven met weinig of geen nat, alleen met vet of boter gaar maken, zo dat er een korst op komt en het sap erin blijft: een stuk gebraden kalfsvlees; bruin braden; in de oven braden; een vuur om een os te braden, een zeer groot vuur; (ook onoverg.) het vlees braadt al; mijn haring braadt hier niet, ik heb het hier niet naar mijn zin, ik ga ertussenuit; (ook) ik ben hier niet erg welkom; het vet, de boter eruit braden, (ook fig.) het er goed van nemen; (spr.) de gebraden haan uithangen, de grote heer spelen; zoals de man is, braadt men de worst, men behandelt de mensen naar hun aanzien; (fig.) een gebraden duif, een onverwacht geluk; gebraden duiven vliegen niemand in de mond, wie het goed wil hebben, moet ervoor werken;
2. (van de zon gezegd) verzengende hitte afgeven: in de bradende zon; vandaar bradend heet; gebraden kwamen wij uit de trein, half gaar van de hitte; (onoverg.) in de zon liggen braden, in de felle zonneschijn liggen.

< >