Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 26-08-2021

Braam, (oneffen)

betekenis & definitie

v./m. (bramen), ruige, oneffen rand, zelfkant, baard, zoals aan gesneden papier, aan met beitel of zaag bewerkt hout, aan geslepen metaal (op een mes of schaar), aan gegoten metaal: de braam1, afnemen, het omliggende kantje, als gevolg van het slijpen, wegnemen (zie afbramen); de braam1, (van geslepen schaatsen) afrijden; het ruige opstaande randje dat zich bij het graveren op metaal om de sneden zet; de afdruk van dit randje op de gravure: een exemplaar met veel braam.

< >