het geloof dat bij tal van volken bestaat, dat sommige mensen en dieren door hun blik nadeel kunnen toebrengen. Het boze oog speelt vooral in de volksreligie een rol, m.n. slepende kwalen met onbekende oorzaak worden eraan toegeschreven.
Dragers van het boze oog zijn te herkennen aan b.v. een dubbele oogpupil, baardeloosheid, verschillend gekleurde ogen, grote of geringe lichaamslengte. Beschermingsmiddelen bestaan in twee vormen.
Naast zichtbaar gedragen blinkende voorwerpen die het boze oog tot zich trekken en van de mens afleiden, zijn er onzichtbaar gedragen voorwerpen: b.v. amuletten (o.a. in de vorm van een geopend oog, een fallus, halve maantjes, handen met uitgespreide vingers of gebalde vuist, waarbij de duim tussen wijs- en middelvinger doorsteekt). Het geloof in het boze oog bestaat in Europa nog in Italië en op de Balkan.
Naast het boze oog is soms sprake van het ‘goede oog’ (vgl. de zegen van Jahwe, Num. 6, 25).
LITT. F.T. Elworthy, The evil eye (1895); S. Seligmann, Der böse Blick und Verwandtes (1910); M. Riemschneider, Fragen zur vorgesch. Religion I (1954).