o. (-nen),
1. plan, voornemen om te bouwen;
2. plan waarnaar gebouwd wordt;
3. plan van aanleg van straten en wijken: een stedelijk
4. (landbouw) het aangeven hoe de beschikbare grond over de verschillende te verbouwen gewassen verdeeld wordt ;
5. (biologie) beschrijving en rangschikking van verschillende orgaangroepen naar hun kenmerken.
Voor een bouwplan is nodig dat een juiste oplossing wordt gevonden voor het samenbrengen in één bouwplan van de gewenste gewassen, hetgeen vaak samenhangt met de gekozen of noodzakelijke vruchtopvolging, de gewenste oppervlakte per gewas, het beschikbare aantal en de grootte van de percelen, de ligging van de percelen en hun gesteldheid, bepaald door grondsoort en waterhuishouding. Door een juiste keuze uit de beschikbare rassen kan hierin ten dele worden voorzien. Ook moet men rekening houden met een gelijkmatige verdeling over het jaar van de beschikbare vaste mankracht, en dienen bouwplan en werktuigeninventaris op elkaar afgestemd te zijn, hoewel hier door de rol van loonwerkers steeds meer vrijheid komt. Moeilijker wordt het naarmate men zich niet meer gebonden acht aan een bepaalde vruchtopvolging, maar zich laat leiden door de wisselende prijzen van de landbouwprodukten (speculatieve gewassen). Anderzijds dwingen industriële verwerking van landbouwprodukten in de nabijheid of de beschikbare arbeidskrachten de landbouwer in een bepaalde richting. Op zandgronden was en is het bouwplan in de regel eenvoudiger dan op kleigrond.
Het gemiddelde bouwplan voor Nederland (afgezien van het grasland) was in 1973 ca. 44 % graan, 41 % aardappelen en bieten, 7,5 % peulvruchten en handelsgewassen, b.v. vlas en koolzaad, en 7,5 % groenvoeder- en groenbemestingsgewassen e.a. Het percentage graan kan echter op de zandgronden en op zware kleigronden veel hoger zijn. De teelt hiervan vraagt weinig arbeidsuren. Meer intensieve teelten, m.n. bieten, kunnen door de toenemende mechanisatie worden gehandhaafd; bij dit gewas beïnvloedt en stabiliseert tevens de jaarlijks door de overheid vastgestelde garantieprijs het areaal.
Ook de samenwerking van verschillende landen in economische gemeenschappen werkt tot in het bouwplan door. In 1973 was er in Nederland bijna tweemaal zoveel grasland als bouwland. Een zeer groot deel hiervan vindt men op de zuivere weidebedrijven in de grote graslandgebieden. Op gemengde bedrijven in de zandgebieden krijgt grasland veelal nog een plaats in het bouwplan. Betreft het zgn. kortdurend grasland (kunstweiden), dan kan het ook een plaats in het vruchtopvolgingssysteem krijgen.
Voor België was het bouwplan in 1972 ca. 30,4 % graan en meelgewassen, 7,4 % nijverheidsgewassen (voor het grootste deel suikerbieten), 4,3 % wortel- en knolgewassen (voor het grootste deel voederbieten en aardappelen), 50,5 % grasland, 1,6 gr % groententeelt en 3,4 % groenvoedergewassen.