Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Bouwplaat

betekenis & definitie

v./m. (-platen),

1. bouwkarton, in onderdelen op licht bordpapier afgebeelde constructie (gebouw, schip) die door uitknippen en aaneenlijmen van die delen in elkaar gezet kan worden;
2. samenvattende naam voor plaatvormige bouwmaterialen.

Bouwplaat komt onder een zeer groot aantal merken in de handel, met zeer uiteenlopende afmetingen, dikten (enkele millimeter tot enkele centimeter), grondstoffen, buigzaamheid, persingsgraad, hardheid enz. Naar functie onderscheidt men:

1. bouwplaat voor bekleding: a. ter brandwering: platen uit gips, kokosgips, houtbeton, asbestcement; b. tot geluidsisolatie: platen uit houtvezel (zacht geperst of geperforeerd) en glaszijde; c. ter verfraaiing: platen uit houtvezel (zacht of hard geperst), suikerrietvezel, vlasvezel, asbestcement en kunststof; d. tot vochtwering: platen uit asbestboard, asbestcement of kunststof; e. ter warmte isolatie: platen uit houtvezel (zacht geperst), houtbeton, cellenbeton, steenwol, glaszijde, stro en kurk;
2. bouwplaat voor zelfstandige constructiedelen (b.v. scheidingswand, dakbeschieting): behalve een aantal reeds genoemde (stro, gips, kokosgips, kunststof, houtbeton, vlasvezel, cellenbeton) ook platen van rietgips, houtwol, bims en terracotta.

< >