Jean de, Belg. Franstalig schrijver, *5. 7.1878 Ukkel, ♱17.1.1953 Châteauroux.
Hij was behalve schrijver ook tekenaar en schilder, publiceerde tevens in het Ned. en in het Engels. Zijn gedichten, in vrije verzen met surrealistische inslag, getuigen van een sterke aardgebondenheid.
Vooral zijn Ulysse bâtit son lit (1929), wordt wel gezien als een hoogtepunt van de post-symbolische Franstalige dichtkunst. Werken: poëzie: Métiers divins (1913), Job le pauvre (1922), Élans d’ivresse (1935), Joie grondante (1941), Derniers poèmes de l’obscur (1948), Héritiers de l’abîme (1950), Le chant des haies (1952); kunsthist. studies over: Q.Matsys (1908), M.Elskamp (1914), J.Bosch (1947); essays: Les paons et autres merveilles (1932), L’obscur à Paris (1937); romans: trilogie: Satan l’obscur (verschenen: Marthe et l’enragé, 1927, Satan l’obscur, 1933; onuitgeg.: Véronique de Sienne).
LITT. R.Guiette, J.de Bosschère, L’enragé d’espoir (1954); A.Lebois, Lettres de La Châtre, 1939-53, à A.Lebois (1969).