boskanf - I.zn.m. (-en),
1. rand, zoom van een bos; uit of van de — zijn, geen manieren hebben, slecht opgevoed zijn;
2. kant die naar een bos gelegen is;
II. bw., — beslagen, behakt hout, waarvan met de bijl de schors en het spint voor een deel verwijderd is, zodat de boomstam enigermate vierkant geworden is, maar de schors nog zichtbaar.