v., tak van wetenschap die zich bezighoudt met de betekenis van het bos zowel als producent van hout (privé-economische rol) als in zijn welzijnsfunctie (publiek-economische rol).
De boshuishoudkunde bestudeert o.a. statistische gegevens omtrent houtproduktie en houtbehoefte, import en export van hout, voorts de betekenis van het bos als beschermer van de grond tegen verstuiving en afspoeling, en als regulator van de waterhuishouding; de invloed van het bos op het klimaat; de betekenis voor de recreatie en voor herstel van gezondheid; de bijdrage van het bos in het landschapsschoon; de betekenis van het bos voor het natuurbehoud; de zuiverende werking van het bos op sommige vormen van luchtvervuiling; de dempende werking van het bos op lawaai; de waardering die het bos geniet om er in te wonen (buitenhuizen, villawijken, het ‘woonbos’). Ook wordt bekeken welke wettelijke maatregelen gewenst zouden zijn (zie boswet).