Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Bosbescherming

betekenis & definitie

v., deel van de bosbouw dat zich bezighoudt met de bestudering van ziekten (veroorzaakt door organismen uit het plantenrijk), plagen (veroorzaakt door dierlijke organismen) en beschadigingen, veroorzaakt door atmosferische invloeden, bodeminvloeden, de mens (houtoogst, strooiselroof), alsmede door bosbrand.

Bosbescherming is nodig omdat het bos in de open lucht groeit gedurende een lange reeks van jaren en daarbij blootstaat aan storm, temperatuurwisselingen, te veel of te weinig water, sneeuw, giftige stoffen in de atmosfeer, verdichting van de bodem, zoutschade, aanvallen door planten zoals onkruiden, epifyten, parasieten (mistels, virussen, bacteriën en zwammen) en aanvallen door zoogdieren, vogels, insekten (rupsen, kevers, luizen, bladwespen). De bosbescherming houdt zich daarom ook bezig met het voorkomen, beperken en bestrijden van ziekten, plagen en beschadigingen. Vele maatregelen in de houtteelt en in de bosbedrijfsregeling zijn erop gericht een gezond bos te telen, dat van zichzelf al een zekere weerstand bezit. Deze maatregelen zijn o.a.: het aanleggen van windsingels, het dichthouden van opstandsranden en veiling tegen de gevaarlijke windrichting in, het nemen van bosverzorgingsmaatregelen en het tijdig weghalen van zieke en aantaste bomen (d.w.z. het handhaven van de boshygiëne), het bevorderen van een goede vogelstand, het afrasteren van jonge bossen tegen hazen, konijnen, reeën en herten, het aanleggen van brandsingels en het instellen van brandbewaking, het aanleggen van gemengd bos en het aanplanten van resistente soorten of rassen. Bestrijding van een eenmaal opgetreden aantasting is duur. Hierbij kent men b.v. tegen onkruiden mechanische en chemische bestrijdingsmiddelen; het maken van isolatiegreppels tegen sommige zwamziekten die zich door de grond verspreiden; tegen zwammen en insekten bespuitingen; tegen insekten ook vangbomen (vers gevelde en in het bos neergelegde stammen voor het lokken van de schadelijke schorskevers in dennenbossen, zodat zij gemakkelijker kunnen worden bestreden) en vanggreppels (rondom een jonge aanplant gegraven greppels voor het vangen van zich over de grond verplaatsende schadelijke insekten).

Overwegend worden bosbouwkundig gerichte maatregelen genomen. Daarnaast verdient het aanbeveling gebruik te maken van biologische bestrijdingswijzen, de zgn. harmonische bestrijding. LITT. F.Schwerdtfeger, Waldkrankheiten (1957); Bosbescherming (2 dln. 1969—72).

< >