Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-05-2019

Borgstellingsfonds

betekenis & definitie

o. (-en), semi-overheidsinstelling, opgericht om het hoofd te bieden aan de moeilijkheden die ondernemers uit midden- en kleinbedrijf ondervinden bij het aantrekken van bankkrediet, omdat zij onvoldoende of kwalitatief minder goede dekking kunnen geven.

In Nederland verlenen borgstellingsfondsen, opgericht in 1936, onder bepaalde voorwaarden borgstelling (garantie) tegenover kredietgevende instellingen voor kredieten aan kleine ondernemers op het terrein van industrie, ambacht, handel en dienstverlening in hun gebied; bovendien verlenen zij hulp aan beoefenaren van vrije beroepen. Zij hebben steeds meer een bemiddelende functie gekregen, terwijl de kredieten met voornamelijk staatsgarantie worden verstrekt. De verlening van de kredieten geschiedt over het algemeen door de Ned. Middenstandsbank, die een bijzondere functie heeft bij de garantiekredietverlening en fungeert als een centraal orgaan voor de onder staatsgarantie te verlenen kredieten. De kredieten hebben een vrij sterke sociale inslag, o.a. veelal een lagere rente (zie middenstandskrediet).

Naast de destijds bestaande regionale borgstellingsfondsen (gemeentelijke en provinciale) en bijzondere branchegewijs georganiseerde borgstellingsfondsen, (o.a. Borgstellingsfonds voor de landbouw), werd in 1955 de Stichting Algemeen Waarborgfonds voor de Middenstand opgericht, die garanties verstrekte voor o.a. hypothecair krediet en inrichtingskrediet, en sedert 1965 vestigingskrediet. Het Algemeen Waarborgfonds ging 1.1.1967 op in het Centraal Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf te Amsterdam, als een begin van concentratie van de grote veelheid van fondsen, een concentratie die sedertdien is voortgeschreden. De borgstellingsfondsen hebben een taak gekregen met betrekking tot de gemeentelijke uitvoering van de Rijksgroepsregeling zelfstandigen, gebaseerd op art. 11 Algemene Bijstandswet, in werking getreden op 1.1.1965. Volgens de Kredietbeschikking Midden- en Kleinbedrijf 1965 (Stb. no. 30, 12.2.1965) werden regels neergelegd die bij de behandeling van kredietaanvragen dienden te worden gevolgd en werden enkele nieuwe kredietvormen toegevoegd (o.a. het overnamekrediet, vooral bestemd voor jonge mensen en ter bevordering van de doorstroming en de continuïteit) die echter niet alle behoren tot de competentie van de borgstellingsfondsen. Sedert 1967 verlenen zij medewerking aan de Stichting Ontwikkeling en Sanering voor het Midden- en Kleinbedrijf, Amsterdam (bedrijfsbeëindigingshulp).

LITT. Borgstellingsfondsbeschikking 1959; Kredietbeschikking Midden- en Kleinbedrijf 1965 (Stb. no. 30); Garantiekredietverlening aan het Midden- en Kleinbedrijf, advies van de Commissie Financieringsaangelegenheden Midden- en Kleinbedrijf (Commissie Reimer, 1972).

In België worden borgstellingsfondsen vaak waarborgfondsen genoemd. Zij hebben een zelfde taak en oefenen die in uiteenlopende hoedanigheid uit, b.v. als discontokantoor van de Nationale Bank. Ingevolge de wet van 24.5.1959 werd het Waarborgfonds opgericht; het verleent zijn borgtocht aan sommige kredietinstellingen van de particuliere sector (door de Nationale Kas voor Beroepskrediet erkende kredietverenigingen en maatschappijen voor ambachtskrediet, door de Algemene Spaar- en Lijfrentekas erkende instellingen, banken, discontokantoren) en van de overheidssector (Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid, Algemene Spaar- en Lijfrentekas, Gemeentekrediet van België, Nationale Kas voor Beroepskrediet), om hen in staat te stellen beroepskredieten toe te staan aan de kleine en middelgrote ondernemingen en aan de beoefenaars van een vrij beroep. Bovendien heeft het Waarborgfonds tot taak een gedeelte van de risico’s van sommige verrichtingen, uitgevoerd door de maatschappijen voor onderlinge borgstelling en de maatschappijen voor ambachtskrediet, ten laste te nemen. De rol van het Fonds bij de oprichting van nieuwe ondernemingen treedt elk jaar meer op de voorgrond.

< >