Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-05-2019

Bordewijk

betekenis & definitie

Ferdinand, Ned. letterkundige, *10.10. 1884 Amsterdam, †28.4.1965 ’s-Gravenhage. Bordewijk studeerde rechten te Leiden, werd advocaat te Schiedam en vestigde zich later te ’s-Gravenhage.

Bordewijk debuteerde, weinig succesvol, als dichter onder het pseudoniem Ton Ven.Zijn prozadebuut, drie bundels Fantastische vertellingen, (1919, 1923, 1924) waarin invloed van E.A. Poe merkbaar is, vond aanvankelijk weinig weerklank. Met zijn drie korte romans Blokken (1931), Knorrende beesten (1933) en Bint (1934) vestigde Bordewijk echter voorgoed zijn naam als schrijver van een bijzonder origineel proza, dat wordt gekenmerkt door korte zinnen en een bijtende stijl.

Hij wordt gerekend tot de talentvolste vertegenwoordigers van de ‘nieuwe zakelijkheid’ in de Ned. litteratuur, wat behalve uit zijn stijl ook blijkt uit de grote rol die ‘de stad’ en de architectuur in zijn werk spelen. Zijn populairste roman is Karakter (1938), de geschiedenis van de opbouw van een carrière ten koste van menselijke relaties. Werken: poëzie: Paddestoelen (1916); verhalen: Fantastische vertellingen (1919, 1923, 1924; drie bundels), Het eiberschild (1949); romans: Blokken (1931), Knorrende beesten (1933), Bint (1934; in 1972 voor tv bewerkt), Rood paleis (1936), Karakter (1938; in 1972 voor tv bewerkt), Noorderlicht (1948), Bloesemtak (1955), Tijding van ver (1961), De Golbertsons (1965).

LITT. C.J.E. Dinaux, Gegist bestek (1958); W. Diemer, Bronnenboekje (1959); G. Knuvelder, Spiegelbeeld (1964); J. Melkman, Geliefde vijand (1964).

< >