v. (-en), het bedrijf van boomkweken; de zaak van een boomkweker; plaats waar men houtige gewassen en vaak ook vaste planten aankweekt tot een zodanige grootte dat zij kunnen worden uitgeplant.
Meestal is een boomkwekerij gespecialiseerd en teelt één of meer van de volgende groepen gewassen: laan- en parkbomen, vruchtbomen, vruchtboom- en rozenonderstammen, sierheesters, heidesoorten, rozen, sierconiferen, vaste planten. In Nederland zijn de belangrijkste centra waar boomkwekerijbedrijven zijn gevestigd: Boskoop, Midden-Limburg, Oost-Brabant, Zundert, Oudenbosch, Opheusden, Veendam, Goes; in België: Oostkamp, Maldegem, Wetteren, Houtvenne, Grand-Halleux, Lesdain, Sint-Truiden. De totale oppervlakte aan boomkwekerijen beslaat in Nederland bijna 4000 ha, in België ca. 2000 ha. Nederland exporteert ca. 80% van de boomkwekerijprodukten. Sommige grote afnemers als gemeentelijke plantsoenendiensten, Staatsbosbeheer en de Koninklijke Nederlandse Heidemaatschappij hebben een eigen kwekerij, waar men ook van commerciële boomkwekerijen betrokken planten verder teelt alvorens ze uit te planten.
