Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-05-2019

Boom (belgie)

betekenis & definitie

Belg. gemeente in de prov. (en arr.) Antwerpen, aan de Rupel, 7,36 km2, 15870 inw. De bodem bestaat uit oligocene klei, die hier de cuesta van Boom vormt.

De exploitatie van deze klei leidde tot een baksteen- en pannenindustrie.De helft van de oppervlakte wordt door kleiputten ingenomen. Door de crisis in deze industrie en door het tekort aan bouwgrond daalt het inwonertal (19615 in 1947). Er is beperkte landbouw (87% grasland).

Het stadje Boom is verzorgings- en onderwijscentrum voor de Rupelstreek. De industrie omvat verder glasnijverheid, metaalconstructie, scheepsbouw, schoenfabricage en bloemmolens. Daarbij is nog 49% van de beroepsbevolking woonforens.

Van historisch belang zijn de gotische Onze-Lieve-Vrouwekerk en de Sint-Rochuskerk; ’s-Herenhof, justitiegebouw uit de 17e eeuw.

< >