v., het bereiden en eventueel prepareren van bontvellen of -huiden.
De voor bont geschikte vellen of huiden worden eerst geweekt, gewassen en gevleesd (het overtollige vlees van de vleeszijde afhalen). Vervolgens ondergaan zij een pikkelbad (zout plus zuur) en een soort looiing van metaalzouten (aluminium-, chroomzouten). Hierna worden zij gevet met plantaardige of minerale vetten of oliën en gedroogd. Het overtollige vet wordt met zaagsel van hardhout verwijderd. Daarna worden de vellen of huiden ‘lang en breed getrokken’, eventueel gekamd of geborsteld. Diverse bontvellen die van nature zwart van haar zijn, worden gebleekt (met waterstofperoxide wordt het zwarte pigment verwijderd) en geverfd met oxidatieverfstoffen.
