Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 04-06-2019

Bolland, gerardus johannes petrus josephus

betekenis & definitie

Ned. filosoof, *9.6.1854 Groningen, †11.2.1922 Leiden. Bolland, opgeleid voor rooms-katholiek geestelijke, werd na zijn breuk met Rome (1881) leraar Engels in het vm.

Batavia. Als autodidact maakte hij zich Grieks, Latijn, Oosterse talen, litteratuur van het OT en NT, patristiek, middeleeuwse en nieuwere wijsbegeerte en mystiek eigen.

In 1896 werd hij hoogleraar filosofie te Leiden. Bolland was eerst aanhanger van E.von Hartmann, sedert 1889 van Hegel.

Door zijn retorisch talent verwierf hij grote bekendheid. In wijde kring, vooral onder de academische jeugd, maar ook onder wiskundigen en fysici wekte hij opnieuw de aandacht voor de filosofie op.

Hij publiceerde veel, en was op vele gebieden strijdvaardig en controversieel: op theologisch gebied bestreed hij het rooms-katholicisme en de leer omtrent de historiciteit van Jezus, op wijsgerig gebied elke vorm van materialisme, op politiek gebied het opkomend socialisme en de democratische gedachte. Later begon Bolland zich van de vurig verdedigde leer van Hegel te distantiëren.

In 1923 verscheen een nieuw hegeliaans tijdschrift: De Idee. Eerder was reeds een Genootschap voor Zuivere Rede opgericht, dat regelmatig Handelingen publiceerde.

Bolland verzorgde diverse uitgaven van Hegel, bezorgde Ned. vertalingen van diens werk, alsmede van Gabler en Erdman. Werken: Eenheid van tegendeelen (1900), Vorlesungen über die Philos. der Religion (1901; met comm.), Alte Vernunft und neuer Verstand oder der Unterschied im Prinzip zwischen Hegel und E.von Hartmann (1902), Hegel’s Rechtsphilosophie (1902), Het verstand en zijne verlegenheden (1903), Het maatschappelijk vraagstuk en zijne slechte oneindigheid (1904), Zuivere rede (1904), Denken en werkelijkheid (1905), Het nut der wijsbegeerte (1905), In den strijd om de waarheid (1905), Het schoone en de kunst (1906), Hegels Encylopädie der philos. Wissenschaften im Grundrisse mit den Zusätzen usw. (1906), Hegels Phaenomenologie des Geistes (1907), Schelling, Hegel, Fechner en een nieuwere theosophie (1910), Natuurkunde en natuurbegrip (1915), Natuurkunde en leven (1917), Zu Goethes Faust (1918), De teekenen des tijds (1921).

LITT. H.de Brauw, Bolland-Bibliographie, (in: De Idee I,1927, III 1928); J.J.Poortman, Repertorium der Ned. wijsbegeerte (3 dln. 1948-68).

< >