m. (-s), kogelvormige bliksem.
De bolbliksem, soms ook wel vuurbol genoemd, is een merkwaardige, vrij zelden voorkomende vorm van bliksem. Over de bolbliksem staat nog maar weinig vast, hetgeen mede veroorzaakt wordt door het feit dat hij zich in een aantal vormen voordoet. Geen enkele theorie om dit verschijnsel te verklaren is geheel bevredigend. De bolbliksem doet zich voor als een lichtgevende, zich bewegende bolvormige massa met een middellijn van 10—30 cm. Hij wordt doorgaans waargenomen tijdens onweer, wanneer een sterk elektrisch veld aanwezig is. De kleur is gewoonlijk rood of roodgeel, soms wit of groen.
Het verschijnsel duurt enkele seconden, gaat soms vergezeld van een sissend geluid en verdwijnt òf geruisloos òf met een flinke knal. Na het verdwijnen is soms een geur van ozon of zwavel waargenomen. Ook heeft men weleens meer dan één bol gezien na dezelfde blikseminslag. Men kan de bolbliksem in twee soorten indelen:
1. Het geleide type.
Dit kan ernstige brandwonden tot gevolg hebben, de uitwerking ervan lijkt dus op die van de gewone bliksem. De bolbliksem van dit type hecht zich veelal aan goede geleiders van de elektriciteit.
2. Het vrij zwevende type.
Dit type bolbliksem schijnt de goede geleiders en ook mensen juist te mijden en een voorkeur te hebben voor besloten ruimten, waarin hij via raam, deur of schoorsteen naar binnen komt. Soms verlaat hij de ruimte langs dezelfde weg waarlangs hij is binnengekomen.
Het meest opvallende van de bolbliksem is de lange levensduur. Deze zou kunnen wijzen in de richting van een tamelijk stabiel plasma van hoge temperatuur; daarom bestaat in het thermonucleair onderzoek belangstelling voor de configuratie en verdere eigenschappen van de bolbliksem. Pogingen om de bolbliksem in een laboratorium te laten ontstaan, zijn weinig succesvol gebleken.
LITT. H.W.Lewis, Ball lightning (1961); D.J.Ritchie, Ball lightning (1961); J.R.Powell en D.Finkelstein, Structure of ball lightning (1969).