Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 04-06-2019

Bojaar

betekenis & definitie

[Tu. of Mongools?], m. (bojaren), (hist.) adellijk grootgrondbezitter in de Slavische landen, m.n. in Rusland van de 9e–17e eeuw.

De bojaren kwamen oorspronkelijk voort uit de gevolgslieden (droezjina) van de vorsten. Door het roterende successiesysteem in het middeleeuwse Rusland (zie senioraat) trokken zij vaak met hun vorst naar een nieuwe residentie, zodat zij, hoewel vaak grootgrondbezitters, territoriaal niet gebonden waren. In Moskovië werden de bojaren vooral gerekruteerd uit afstammelingen van onderworpen vorsten, zodat ze zich vaak meer als gelijken dan als onderworpenen van de tsaar bleven beschouwen. Iwan de Verschrikkelijke (1551–84) heeft een deel van hen uitgeroeid. Wel schenen zij zich na de regering van s-Boris Godoenov van de toegebrachte slagen te herstellen, maar in de 17e eeuw moesten zij zich toch met de onderworpen dienstadel assimileren, zodat tijdens de regering van Peter de Grote, die de raad der bojaren trouwens afschafte, hun aparte karakter geheel verloren ging. Ook in Bulgarije en Roemenië was er een klasse van bojaren.

LITT. H.Neubauer, Czar und Selbstherrscher (1964).

< >