eigenlijk: Anicius Manlius Torquatus Severinus Boëthius, Romeins filosoof en staatsman, ca. *480 Rome; † (terechtgesteld) 524 Calventianum. Boëthius studeerde te Alexandrië bij Proklos’ leerling Ammonios.
Zijn latere loopbaan ligt aan het hof van Theodorik de Grote, koning der Ostrogoten. In 510 werd hij consul en in 522 magister officiorum.
Kort daarna werd hij, verdacht van hoogverraad, gevangengenomen en tenslotte ter dood gebracht. Boëthius stelde zich ten doel een volledige vertaling van de geschriften van Platoon en Aristoteles te maken. Hij kwam echter slechts tot een vertaling (met commentaar) van twee traktaten van Aristoteles’ Organon. Tevens vertaalde en becommentarieerde hij Porfyrios’ Isagoge. Hierdoor werd hij de toonaangevende autoriteit in de middeleeuwse wijsbegeerte. Van hem bestaan een vijftal theologische verhandelingen, waarvan de authenticiteit vaststaat door het getuigenis van Cassiodorus. Daarom is er ook geen twijfel mogelijk dat Boëthius christen is geweest.
In de gevangenis schreef Boëthius zijn meest bekende werk De Consolatione Philosophiae, waaruit een sterke neiging blijkt tot rationele beheersing van de affecten alsmede een innige overgave aan de Voorzienigheid. De gehele uiteenzetting verloopt op het vlak van het wijsgerig, in dit geval het neoplatoonse denken.
Uitgaven: Opera Omnia, door J.P.Migne (1847, P.L.63—64), In Isagogen Porphyrii Commenta, door S.Brandt (1906), De Vertroosting der Wijsbegeerte, door J.W.Schotman (1945), The theological tractates and the Consolation of Philosophy, door H.F.Stewart (1946), Boëthii Philosophiae Consolatio, door L.Bieler (1957), Boëthius, Trost der Philosophie, door K.Büchner (1964). [prof.dr. M.van Straaten osa]
Litt. H.F.Stewart, Boëthius (1891); F.Klingner, De Boëthii Consolatione Philosophiae (1921); H.M.Barrett, Boëthius, some aspects of his times and work (1940); P.Courcelle, La Consolation de Philosophie dans la tradition littéraire (1967); M.Fuhrmann, Boëthius (1974).