(Lat. volumen, het gerolde), v./m. (-len), een boek in de vorm van een lange, opgerolde strook.
Boekrollen kwamen vooral in de oudheid voor en werden gemaakt van leer of perkament (zoals het op het ogenblik nog het geval is met de wetsrollen van de joden), van linnen, maar vooral van papyrus (de normale boekvorm bij de Egyptenaren, vanaf ca.2800 v.C.). De boekrol werd gevormd door het aaneenlijmen van de ongeveer vierkante bladen die van papyrus gefabriceerd werden. Het schrift stond, in kolommen, bijna steeds alleen op de binnenzijde; de andere kant kon gebruikt worden, b.v. voor een eenvoudiger boek, als de oorspronkelijke tekst waardeloos geworden was. Bij luxeexemplaren vond men een stok als as van de boekrol, gekleurde snede, leren omslag e.d. De inhoud was op een uithangend strookje (titulus) aangegeven. Men bewaarde de boekrol rechtop in ronde dozen of liggend in rekken.
Bij het lezen rolde men de boekrol met de rechterhand af en tegelijk met de linker op. De boekrol kon, wilde zij hanteerbaar blijven, niet langer zijn dan ca. 10 m (bij een breedte van 15—40 cm); dit feit heeft op de indeling van de Bijbel en de werken der klassieke auteurs in ‘boeken’ grote invloed gehad. Vanaf de 4e eeuw werd de boekrol steeds sneller verdrongen door de huidige boekvorm, de a-codex, en verdween spoedig zo goed als geheel. LITT. H.L.Pinner, The world of books in classical antiquity (1948); W.Schubart, Das Buch bei den Griechen und Römern (3e dr. 1962).