v. (-en), (bouwkunde) afsluitende voorziening op de grond onder de vloeren van de begane-grond-verdieping van gebouwen.
Een bodemafsluiting wordt speciaal toegepast onder houten vloeren van de begane grond, als de desbetreffende woning gebouwd is op veenachtige grond. Daaruit kunnen de gezondheid-schadende dampen en vocht omhoog komen. Dit wordt voorkomen door een bodemafsluiting van ten minste 5 cm dik beton aangebracht op minimaal 40 cm (kruiphoogte) onder de onderkant van de houten vloerbalken. De dampdichtheid van de bodemafsluiting kan verbeterd worden door het beton op een dampdichte folie te storten. De vrije ruimte tussen houten vloerbalklaag en bodemafsluiting moet bovendien geventileerd worden door roosters in de buitenmuren, om te voorkomen dat deze lucht vochtig wordt en het hout van de balken aantast. In de winter doet dit koude optrekken, zodat veel bewoners dan die ventilatieopeningen dicht stoppen.
Dat is niet erg, maar men dient in het voorjaar de roosters weer vrij te maken. Op goede zandgronden kan volstaan worden met een bodemafsluiting van 15-20 cm zuiver zand, maar ook hier dient voor een goede ventilatie gezorgd te worden. In art. 162 en 183 van de Ned. Model-bouwverordening zijn de eisen voor een bodemafsluiting en ventilatie van de kruipruimte vastgelegd.