I. bn. (-er, -st),
1. van een lichte, naar het goudgeel overhellende kleur, in de eerste plaats van haar gezegd: zij heeft blond haar; vandaar: zij is blond;
2. (bij vergelijking) lichtkleurig en min of meer stralend, spiegelend: de blonde duinen; het blonde strand; het blonde graan; de blonde dageraad; de blonde Apolloon;
II. zn. o., blonde kleur, blond voorkomen.