o. (-en),
1. boek waarvan de bladen bedrukt werden met blokken waarin letters en figuren gesneden werden, en niet met losse letters, zoals thans;
2. boekje waarin een blokwachter de treinen noteert.
De door blokdruk (xylografie) verkregen pagina’s werden tot een boek verenigd. De gebruikte inkt op waterbasis werd door het papier geabsorbeerd, zodat alleen één zijde van het papier bedrukt werd. Na ca.1470 werd ook drukkersinkt op oliebasis gebruikt en kon het papier tweezijdig bedrukt worden. De blokdruk is, als houtsnijtechniek, geen voorloper van de boekdrukkunst, het drukken met losse (metalen) letters.
De houtsnede, op losse vellen gedrukt, is ouder dan het blokboek. Over de datering van de blokboeken is nog veel onzeker: mogelijk is er een aantal voor de uitvinding van de boekdrukkunst (ca. 1450) gedrukt. Men neemt aan dat alle blokboeken uit de Nederlanden en uit Duitsland stammen. Zij bevatten veelgevraagde teksten: o.a. moraliserende bewerkingen van gegevens uit de bijbel (Biblia pauperum of armenbijbel, Speculum humanae salvationis) en Donaten (de Latijnse grammatica van Donatus). In China kende men het blokboek in de 8e eeuw; het is in de 15e eeuw in Europa opnieuw uitgevonden.
LITT. M.J. Schreden, Dutch and Flemish woodcuts of the 15th Century (1925); H.T. Musper, Die Urausgaben der holländischen Apokalypse und Biblia pauperum (1961); A.M. Hind, An introduction to a history of woodcut (1963); L. Hellinga in: De vijfhonderdste verjaring van de boekdrukkunst in de Nederlanden. Catalogus (1973).