Ned. schrijver, *20.4.1932 Amsterdam. Bloem studeerde Nederlands te Amsterdam.
Daarna was hij leraar MO, en sinds 1969 lector aan de universiteit van Munster.Hij is docent bij de lerarenopleiding te Amsterdam, tevens docent aan de Nederlandse Filmacademie. Hij werkt mee als poëziecriticus van Vrij Nederland, en hij was medewerker aan Merlyn, Raster en het filmtijdschrift Skoop. Bloem debuteerde in 1966 met de dichtbundel Overschrijven, daarna volgden De bomen en het bos (1968) en Scenarios (1970).
Bloems poëzie is sterk verwant aan die van G. Kouwenaar en H.C. ten Berge, wiens gedichtencyclus Kockijn (1966) hij verfilmde. Hij plaatst zichzelf nadrukkelijk in de litteratuurtraditie van Mallarmé, Joyce, Pound, werkt veel met teksten van anderen, is sterk gepreoccupeerd met taal als materiaal, maar schrijft als resultaat daarvan zeer ontoegankelijke verzen.
Hij vertaalde werk van Apollinaire, Joyce (Dubliners, 1968), Baudelaire en Mallarmé. Bloem is verder ook actief als filmer; zijn films zijn grotendeels op gedichten geïnspireerd: Oog en oor (1967), De jonkvrouw met de kleine mouwen (1968), Wat een lekker dier (1969).
LITT. L. van Marissing, 28 interviews (1971).