v. (-n, -s), ziekte van het bloed of van de organen waarin het bloed bereid wordt (beenmerg, lymfknopen, milt).
Bij bloedziekten worden afwijkingen gevonden, die òf de rode bloedcellen, òf de witte bloedcellen, òf de bloedplaatjes of de bloedeiwitten betreffen, maar ook combinaties hiervan kunnen optreden. Praktisch bruikbaar is de indeling in de volgende groepen:
1. anemie, waarbij het aantal rode cellen en/of het gehalte aan bloedkleurstof te laag is;
2. polycytemie, waarbij het aantal rode bloedcellen te hoog is;
3. leukocytose en leukemie, waarbij er een toename van het aantal witte bloedcellen is;
4. agranulocytose, waarbij het aantal witte bloedcellen te laag is;
5. hemorragische diathesen, afwijkingen, waarbij een abnormale bloedingsneiging optreedt;
6. gezwellen, die uitgaan van beenmerg, lymfknopen of milt.