Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 30-05-2019

Blikseminslag

betekenis & definitie

m. (-en), het treffen van of getroffen worden door de bliksem.

WEERKUNDE.

Blikseminslag kan gepaard gaan met een min of meer ernstige beschadiging van het voorwerp dat getroffen wordt, hetzij direct door de bliksem, hetzij door begeleidende verschijnselen (b.v. het zich verplaatsen van geïnduceerde ladingen, explosies ten gevolge van de inslag). Er zijn evenwel vele gevallen bekend dat de bliksem een gebouw treft zonder noemenswaardige schade aan te richten. De bliksem heeft steeds een duidelijke voorkeur voor het inslaan op hoog uitstekende punten, b.v. torens, fabrieksschoorstenen of vlaggestokken, omdat juist boven hoog uitstekende punten van het aardoppervlak de elektrische veldsterkte het grootst is. Zo wordt het de bliksem die zich van de wolk naar de aarde ontwikkelt en die een sterk elektrisch veld voor zich uit drijft, als het ware gemakkelijk gemaakt deze hoge punten te treffen.

Hoe beter geleidend de hoge punten met het aardoppervlak zijn verbonden, hoe sterker het veld boven deze punten zal zijn en hoe meer kans er is dat de inslaande bliksem zo’n punt kiest.

Van deze wetenschap heeft men een dankbaar gebruik gemaakt bij het ontwerpen van de bliksemafleider. De hooggelegen punten worden van een metalen opvanger voorzien, bij voorkeur van koper.

Deze opvanger wordt met een ‘afgaande leiding’ met de aardelektrode verbonden; een aardelektrode kan uit een buis, staaf of plaat bestaan die het contact tussen de afgaande leiding en de aarde tot stand brengt. Maar niet uitsluitend het hooggelegen punt is zodoende tegen blikseminslag beschermd; om het punt heen bevindt zich een zone die tevens beschermd is. De uitgestrektheid van deze zone is afhankelijk van de lading die met de voorontlading van de bliksem omlaag wordt gebracht en bezit daardoor een statistische waarschijnlijkheid. In verband hiermee kan dus beter van de beschermende werking van de opvanger worden gesproken dan van een bepaalde zone die door de opvanger wordt beschermd. De bliksem slaat dus veelal op het hoogste punt van een gebouw in, maar als dit wordt getroffen, moet men concluderen dat dit bouwwerk niet door één opvanger, die op het hoogste punt is aangebracht, kan worden beveiligd. In verreweg de meeste gevallen blijkt meer dan één opvanger noodzakelijk; eventueel kunnen ook opvangdraden worden gebruikt.

Het is tevens gebleken dat het radioactief maken van de opvanger geen zin heeft. Uit onderzoekingen in het laboratorium is duidelijk geworden dat een stootontlading (een kunstmatige bliksem dus) alleen dan voorkeur heeft voor een radioactieve spits die op dezelfde afstand van de te ontladen elektrode is opgesteld als een gewone spits, als deze afstand van de orde van grootte van enkele dm is. Uit een onderzoek van het KNMI te De Bilt is gebleken dat het aanbrengen van een bliksemafleider op gebouwen de kans op brand ten gevolge van blikseminslag aanzienlijk vermindert.

Men zegt wel eens dat een bliksemafleider de bliksem ‘aantrekt’ en dus de kans op blikseminslag vergroot. Deze mening dient bepaald te worden bestreden. Uit het voorgaande is reeds gebleken dat de bliksem, wanneer er geen afleider was geweest, ongetwijfeld het gebouw zelf zou hebben getroffen. De enige taak van de bliksemafleider is om de bliksem bij eventuele inslag een

gemakkelijke weg naar de aarde te geven, zodat de kans op schade zo klein mogelijk blijft. Bij bomen zijn de gevolgen van blikseminslag dikwijls te zien aan een scheur over de gehele lengte van de stam. De bliksem volgt dan vaak de goed geleidende, vochtige laag tussen schors en hout; de door de hitte gevormde stoom veroorzaakt daarin scheuren, al of niet gepaard gaande met versplintering van het hout. Blikseminslag heeft niet alleen op gebouwen maar ook wel op personen plaats. Bijzonder gevaarlijk is voor mens en dier het verblijf bij onweer onder bomen of het zich bevinden op vlakke, open terreinen. Tijdens onweer dient men deze zo snel mogelijk te verlaten. Is daartoe geen gelegenheid, dan kan men het beste plat op de grond gaan liggen, zo ver mogelijk verwijderd van voorwerpen die veel metaal bevatten, zoals een fiets of landbouwwerktuig.

In een auto is men goed beveiligd aangezien de bliksem bij een eventuele inslag via de wanden en de (tijdens onweer in de regel natte) banden van de auto naar de aarde wordt geleid. Het aansteken van lichten heeft als beveiliging tegen inslag geen betekenis. Ook omheiningen van metaaldraad kunnen gevaar opleveren; schrikdraden (die niet worden geaard) kunnen worden voorzien van overspanningsafleiders waardoor het vee, dat bij onweer nogal eens de neiging heeft naar de rand van de weide te lopen, wordt beschermd. [dr.H.ten Kate].

LITT. Bliksemafleiderinstallaties, NEN 1014 (dec. 1971).

GENEESKUNDE. Blikseminslag kan een grote scala van afwijkingen veroorzaken: van onmiddellijke dood tot een korte tijd van geheugenverlies. Meestal is er een ingangs- en een uitgangsplaats van de stroom zichtbaar; soms vindt men deze na lang zoeken en lijkt de huid overal nog intact, soms vindt men deze niet, doordat ledematen zijn afgerukt of doordat ander groot destructief letsel is ontstaan. De acute symptomen bij 156 getroffenen die blikseminslag overleefden, waren in hoofdzaak de volgende: periode van bewusteloosheid 59, delirium 4, amnesie 68, hersenzenuwbeschadiging 30, huidletsel 56, oorletsel 12, oogletsel 20, perifere motorische zenuwaandoeningen met verlammingen 60, sensibele zenuwaandoeningen, vaak met veel pijn, 65, overige stoornissen 4

9. De bewusteloosheid kan gepaard gaan met hartstilstand: zeker zou men veel dodelijke gevallen hebben kunnen redden wanneer beademing of eventueel cardioversie hadden kunnen worden toegepast, Zie elektrocutie.

< >