Blijde Inkomst (Fr.: Joyeuse Entrée), Brabants landcharter, dat op 3.1.1356 door de nieuwe hertogen Johanna van Brabant en haar gemaal Wenceslas van Luxemburg werd bezworen als waarborg voor het behoud van de rechten van hun onderdanen. Het initiatief van dergelijke landcharters ging van oudsher uit van de steden, al werden zij hierin gesteund door de adel en zelfs door de geestelijkheid.
Er werd o.a. bepaald dat het land één en ondeelbaar zou blijven, dat de leden van de hertogelijke raad ingeborenen moesten zijn, dat geen Brabander voor een vreemde rechtbank kon worden gedaagd (behalve een kerkelijke) en dat de standen een beslissende stem zouden hebben bij elke oorlogsverklaring, ieder vredesverdrag of bij de uitgifte van nieuwe munten.De Blijde Inkomst werd sedert de 15e eeuw tot een vast ritueel bij elke troonsopvolging en vond vaste vorm en inhoud sedert de Spaanse overheersing. In tijden van spanning, zoals onder Filips ii en Jozef ii, stond Brabant aan de spits van het verzet, mede doordat het dit kon steunen op een rechtsgrond. De herroeping van het charter door Jozef 11 in 1789 vormde de rechtstreekse aanleiding tot de Brabantse omwenteling.
LITT. E.Poullet, Histoire de la Joyeuse-Entrée et de ses origines (1863); R.van Bragt, De Blijde Inkomst van de hertogen van Brabant Johanna en Wenceslas (in: Standen en Landen xiii, 1956).