Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 30-05-2019

Blank (kleurloos)

betekenis & definitie

bn. (-er, -st),

1. spiegelend, blinkend m.n. van metaal: koperwerk blank schuren; blanke guldens; blanke wapenen, bajonetten, lansen, zwaarden, sabels en degens; vgl. ook bij 3.; vervolgens van water en daarmee bedekte oppervlakken: de blanke baren; de velden staan blank, zijn overstroomd;
2. helder wit, lichtgekleurd (al of niet glanzend): waar de blanke top der duinen; blanke zeilen; een blanke huid; blanke basterd; het blanke ras, dat een lichte huid heeft; blanke slavinnen, op bedrieglijke wijze uit of naar het buitenland in het prostitutiebedrijf gebrachte vrouwen;
3. onbedekt: een charge met de blanke sabel, die uit de schede getrokken is; de blanke billen, de blote billen; blank water, zonder ijs; (van een dominosteen) dat gedeelte waarop geen ogen staan; ook zelfstandig gebruikt: blank om één, dubbel blank; de blanken zijn eruit;
4. rein, onbevlekt: een blank geweten; de blanke deugd;
5. onbeschreven, onbedrukt; het papier is nog blank; ook: zonder merk;
6. blanke verzen, rijmloze vijfvoetige jamben, zie blank verse;
7. blanke tabak, baai, lichtgele tabak.

< >