v./m. (mv.), een onderklasse van de schaaldieren met meestal zeer gelijkvormige en talrijke, vaak bladvormige poten.
De bladpootkreeften, Branchiopoda of Phyllopoda, worden in vier orden verdeeld: bij de Notostraca is een groot rugschild aanwezig, bij de Conchostraca en Cladocera (watervlooien) is het rugschild tweekleppig, en bij de Anostraca ontbreekt het. Het aantal lichaamssegmenten varieert sterk, en kan meer dan 40 bedragen. Er zijn meer dan 800 soorten bladpootkreeften bekend. Verscheidene hiervan leven in tijdelijk geheel uitdrogende plassen. Bij het uitdrogen sterven de dieren, maar hun eieren doorstaan de droogte en komen uit als bij een nieuwe regenperiode de plassen weer vollopen. Van de Notostraca komen hier twee soorten voor: de leem-kieuwpootkreeft (Triops cancriformis) en de humus-kieuwpootkreeft (Lepidurus apus), die tot ca. 10 cm lang kan worden.
Ook de Anostraca en Conchostraca zijn hier door een zeer klein aantal soorten vertegenwoordigd; bij de Conchostraca is dit o.a. de reuzenschelpkreeft (Limnadia lenticularis) die tot 15 mm lang wordt. Veel algemener zijn de watervlooien. Tot de Anostraca behoort ook de uitheemse pekelkreeft (Artemia salina).